Broddelen

Vragen en antwoorden over broddelen

Als je zelf of je kind broddelt, dan kun je veel vragen hebben. Hoe wordt de diagnose gesteld? Wat kun je verwachten van de behandeling? Met welke zorgverleners krijg je te maken? Welke gevolgen kan broddelen hebben? Wat is het verschil met stotteren? Op deze pagina geven we je antwoord op deze vragen en verwijzen we je door naar andere websites.

Wat is broddelen?

Praat eens wat rustiger, ik volg je niet’, ’Wat zeg je?’, of: ’Weet je wat jíj moet doen? Gewoon wat langzamer spreken, dan stotter je niet’.

Zomaar wat opmerkingen die je bekend zullen voorkomen als je broddelt, en die je dan ook regelmatig van anderen gehoord zult hebben. Dat broddelen iets geheel anders is dan stotteren, daar zijn de internationale deskundigen het wel over eens. Volgens de laatste schattingen komt broddelen even vaak (of zelfs meer) voor als stotteren.

Het verschil tussen broddelen en stotteren

Klassiek stotterende sprekers weten doorgaans goed wat ze willen zeggen maar krijgen hun woorden er moeizaam uit: ze voeren een strijd om de taal die in hun hoofd al gepland is te verwoorden. Bij broddelende sprekers werkt dat precies andersom: doordat hun taalplanning vaak nog niet rond is, hebben ze moeite om te bepalen wat ze gaan zeggen en hoe ze dat moeten doen. Dit wezenlijke verschil is terug te voeren op andere neurologische processen.

Oorzaken van broddelen

Broddelen heeft vaak meer dan één oorzaak. Meerdere factoren zijn van invloed. De belangrijkste zijn:

Oorzaken van broddelen

Broddelen heeft (vaak) meer dan één oorzaak. Meerdere factoren zijn van invloed. Hierbij kun je denken aan:

Broddelen heeft een duidelijke erfelijke component. Zo’n 85-90% van de broddelende sprekers heeft een familielid met een aangeboren vloeiendsstoornis, zoals broddelen of stotteren.

Uit hersenonderzoek is bekend dat broddelende sprekers kampen met een remmingstekort: als ze eenmaal zijn begonnen met spreken, kan het voor hen lastig zijn hun spreektempo in toom te houden, en soms zelfs om te stoppen met spreken. Dit defect is het gevolg van een onvoldoende rijping van de hersenstam (basale ganglia), het deel van de hersenen dat het centrale zenuwstelsel aanstuurt.

Broddelen mag verder niet verward worden met een taalontwikkelingsstoornis (TOS). Mensen met een taalontwikkelingsstoornis hebben namelijk óók bij een laag spreektempo problemen met de planning van hun taal. Om diezelfde reden mag broddelen eveneens niet worden gezien als een articulatiedefect: bij mensen met deze aandoening treden ook bij een laag spreektempo articulatieproblemen op. Hetzelfde principe gaat op voor een taalproductiestoornis (waarbij onder meer woordvindingsmoeilijkheden of het verwisselen van woorden veel voorkomende symptomen zijn).

Er is geen oorzaak van stotteren gevonden in persoonlijkheid. Emotionele problemen zijn vaak een reactie op het stotteren, een kind wordt bijvoorbeeld boos door zijn stotters.

Een stressvolle gebeurtenis, zoals een verhuizing, kan stotteren uitlokken of in stand houden.

Door de ervaringen die het kind met stotteren heeft kan het stotteren zich verder ontwikkelen. Stel een kind denkt op een woord te gaan stotteren en hij kiest daarom snel een ander woord waarop hij niet stottert. Dan wordt hij beloond door een gevoel van opluchting. Hij zal volgende keer weer proberen een ander woord te kiezen. Dit lijkt een goede oplossing, maar zorgt juist dat het probleem groter wordt.

Symptomen van broddelen

Met broddelen gaat een aantal typische symptomen gepaard. Deze zijn onder te verdelen in: kernsymptomen; nevensymptomen; overige symptomen. Hoe meer symptomen zich bij een en dezelfde persoon voordoen, hoe waarschijnlijk het is dat hij of zij broddelt.

Kernsymptomen

In het geval van broddelen moet er altijd sprake zijn van een te hoge en/of onregelmatige articulatiesnelheid. Anders gezegd: een te hoog spreektempo, eventueel gecombineerd met plotselinge versnellingen (spurts) in de spraak. 

Daarnaast dient een of meer van de volgende kernkarakteristieken aanwezig te zijn:

  • Hoge frequentie van normale niet-vloeiendheden, zoals herhalingen (‘Ik ging, ik ging, ik ging’…) zinsombuigingen (‘Ik fietste, uh.. ik liep naar huis’), of verkeerde woordkeuzes (‘Neem maar plaats op die stoel, uh… bank’).
  • Verkeerd gebruik van pauzes (te weinig, te kort, te veel, op onjuiste plaatsen in een zin) en/of een onjuiste beklemtoning en spreekritme.
  • Onjuiste woordstructuren: bijv. door het in elkaar schuiven of weglaten van lettergrepen (‘aminum’ voor ‘aluminium’).

Nevensymptomen

Naast deze kernsymptomen komen vaak een of meerdere nevensymptomen in de spraak van broddelende sprekers voor, zoals:

  • stopwoordjes (bijv. ‘zeg maar’, ‘weet je wel’, ‘nou’, ‘inderdaad’, ‘eigenlijk’, ‘uh’, etc.);
  • monotoon spreken;
  • gebrekkige articulatie/ binnensmonds spreken (mompelen);
  • te hard of te zacht praten (te zacht: bijv. het afsterven van het volume aan het einde van een zin);
  • breedsprakigheid (veel of langdurig aan het woord zijn);
  • verkeerd klinkergebruik (bijv. ‘pat’ voor ‘pot’, of ‘oek’ voor ‘ook’);
  • woordvindingsmoeilijkheden.

Overige symptomen

Ook zijn er symptomen van broddelen die buiten de spraak zichtbaar zijn. Deze kunnen eveneens een verstorende uitwerking hebben op hun communicatie met anderen. Voorbeelden zijn:

  • te weinig oogcontact;
  • onjuist beurtgedrag (zoals abrupt de beurt van anderen overnemen);
  • drukke lichaamstaal; 
  • onduidelijk handschrift;
  • verkeerde inschatting van de kwaliteit van de eigen spraak;
  • te laat komen.

Zelfhulp en de vereniging

Daarnaast is ook bewezen dat deelnemen aan zelfhulpgroepen een positief effect kan hebben op de kwaliteit van leven en personen die stotteren hierdoor minder last ervaren van het stotteren. Het is namelijk een mooie gelegenheid om ervaringen uit te wisselen en meer zelfvertrouwen te krijgen. Dit is ook precies de reden dat Demosthenes in het leven is geroepen. Wij organiseren daarom als vereniging verschillende activiteiten om hierbij te kunnen helpen.

Lid worden van Demosthenes?